Uiteenzetting van het onderhoud met de Minister van Binnenlandse zaken dd. 21/10/2014
In antwoord op ons schrijven met verzoek zo snel mogelijk een onderhoud te willen beleggen, vond vandaag een eerste ontmoeting plaats met minister Jan Jambon. Het debat ging hoofdzakelijk over de pensioenproblematiek. Daardoor was er ook een vertegenwoordiger van de minister van pensioenen aanwezig.
Bij deze gelegenheid werden de 3 punten uit het regeerakkoord die op de politiepensioenen betrekking hebben overlopen en toegelicht op volgende wijze:
1) De politieleden die al met pensioen konden zijn voor de datum dat het arrest werd uitgesproken door het grondwettelijk hof, zullen opnieuw in al hun rechten hersteld worden. Zij kunnen dus naar eigen keuze hun pensioen verkrijgen tussen 54 en 65 jaar al naargelang hun individuele toestand. Dit vereist een wetsaanpassing die op zeer korte termijn wordt gestemd.
Ons standpunt : Ok, dat was ook onze vraag.
2) De collega’s die ten minste 53 jaar oud zijn op de datum van het arrest (10 juli) kunnen vanaf de leeftijd van 58 jaar een vorm van verlof voorafgaand aan het pensioen aanvragen. Die vraag dient voorgelegd aan een paritaire commissie die zal oordelen of er al dan niet aangepast werk mogelijk is voor de aanvrager. Bij ontstentenis van aangepast werk, kan het personeelslid in “definitief” verlof met een bezoldiging van 75% van zijn wedde (voorwaarden nog te onderhandelen).
Deze maatregel strekt ertoe op zeer korte termijn een antwoord te bieden op het arrest van het grondwettelijk hof en dat in afwachting dat er een nieuw wettelijk kader wordt gecreëerd voor de pensioenen voor de politieleden (zie punt 3). Om die reden is de onderhandelingsruimte over deze maatregel erg beperkt.
Ons standpunt :Niet ok voor ons. Wij weten dat een eenvoudige terugkeer naar de toestand zoals die was voor het arrest niet meer mogelijk is, net door dat arrest. Maar deze tijdelijke maatregel (die werd «gekopieerd » van wat is voorzien voor de brandweer en de cipiers), beantwoordt niet aan de verwachtingen van onze politiemensen. Er dienen nog andere overgangsmaatregelen te komen die rekening houden met de meer gunstige preferentiële pensioenleeftijden (54 en 56 jaar) die een groot aantal politiemensen nog had voor het arrest (zie ook punt 3).
3) In het kader van het toekomstig debat over de specifieke pensioenregeling voor de zware beroepen zou er een grote onderhandelingsmarge mogelijk zijn. Het is hier dat we het nieuwe pensioensysteem zullen moeten creëren voor de politieleden onder de 53 jaar en voor de toekomstige generaties politieleden. Dat nieuwe systeem zou ook de 2e tijdelijke maatregel kunnen vervangen indien dat gunstiger zou uitvallen.
Ons standpunt :’We kunnen enkel ingaan op de uitdaging tot het vinden van een nieuw akkoord dat : 1) Maximaal de verworven rechten van ieder personeelslid respecteert ; 2) Definitief de leeftijd en voorwaarden vastlegt inzake (vervroegd) pensioen voor de (toekomstige) politieleden en dat op een zo gunstig en billijke wijze als mogelijk ; 3) De noodzakelijke juridische stabiliteit geeft voor alle categorieën van personeelsleden.
Zoals de formateurs, waren de minister van binnenlandse zaken en de vertegenwoordiger van pensioenen van mening dat een politiejob als zwaar beroep dient erkend.
In dat geval hoeven we de debatten daarover in de andere beroepssectoren niet af te wachten. Voor zover de ministers daartoe mandaat krijgen (van het kernkabinet) kan er dan onmiddellijk verder worden onderhandeld over de contouren van ons toekomstig pensioenstelsel en meer bepaald : de “definitieve” maatregelen ingevolge het pensioenarrest en het nieuw regime van vervroegd pensioen voor politieleden.
Deze nieuwe onderhandelingen vangen aan op 12 november eerstkomend.
Gert COCKX J. AOUST
Nationaal voorzitter Nationaal secretaris